Misverstand 2 : Filmmakers vullen potten pindakaas

In de reeks misverstanden rond auteursrechtelijke vergoedingen voor filmmakers :

EEN PINDAKAASFABRIKANT HOEFT TOCH OOK GEEN PERCENTAGE VAN DE OMZET AAN DE MENSEN DIE DE POTJES VULLEN TE GEVEN?

Tijdens de rechtszaak van Lira vs de kabelmaatschappijen Ziggo, UPC en DELTA, betoogde de advocaat van de kabelmaatschappijen dat de man die de potjes pindakaas vult ook geen extra vergoeding aan de supermarkt kan vragen bij goedlopende verkopen. Waarom zouden de scenarioschrijvers van de films en televisieprogramma’s dat dan wel kunnen doen?

Screen Shot 2014-09-24 at 14.46.24Dat een advocaat niet helemaal in de peiling heeft hoe films en de programma’s tot stand komen, is misschien nog te verwachten, maar dat hij geen sjoege heeft van het auteursrecht, is eigenlijk volkomen ongeloofwaardig.

De kabelaars hebben tot eind 2012 de scenarioschrijvers en de regisseurs gewoon betaald voor het gebruik van hun werk, daarbij betalen ze op dit moment ook nog de muziekauteurs die aan deze filmwerken hebben meegewerkt. Het betalen van auteursrechtelijke vergoedingen kan dus moeilijk een onbekend fenomeen voor hem zijn.

Het zou natuurlijk kunnen dat we hier met een advocaat te maken hebben die van dit alles geen weet heeft, die volkomen blanco de rechtszaal betreedt. Daarom verduidelijken we voor de zekerheid maar even waarom de vergelijking tussen de positie van een filmmaker en die van een werknemer in een pindakaasfabriek aan alle kanten mank gaat.

Allereerst, de man in de pindakaasfabriek niet hoeft te bedenken wat er in de pindakaas-pot gestopt wordt, terwijl de filmmaker nu juist wel moet bedenken wat er in ‘het filmblik’ gaat. De filmmaker creëert hierdoor, samen met de andere makers, iets nieuws; een nieuwe film of een televisie programma. En daarmee verwerft hij auteursrechten.

Daarbij is een filmmaker geen werknemer, maar een (kleine) ondernemer en hij moet in staat zijn om van het bedenken én het maken van zijn films te kunnen leven. Het auteursrecht stelt auteurs in staat om van hun creatieve arbeid te leven, simpelweg omdat we daar als samenleving baat bij hebben. Het auteursrecht is daarom een eigendomsrecht, een recht waarmee filmmakers hun (geestelijk) eigendom kunnen beschermen en ze iemand die er ongevraagd gebruik van maakt (het steelt) voor de rechter kunnen slepen.

En dat is dus precies wat de scenarioschrijvers (en de regisseurs in een andere rechtszaak) hebben gedaan. Ze hebben de kabelmaatschappijen die ongevraagd gebruik maakten van hun werk voor de rechter gesleept, waarna de rechter de scenarioschrijvers in het gelijk stelde en oordeelde dat de kabelaars een vergoeding verschuldigd zijn aan de scenarioschrijvers.

Het antwoord op de vraag is dus: Filmmakers vullen geen potten met pindakaas, ze creëren iets. Om die reden hebben ze auteursrechten, op basis waarvan ze een vergoeding kunnen vragen voor het gebruik van hun werk.

De volgende keer besteden we aandacht aan het misverstand dat de vergoeding voor het gebruik van werken al via de producent geregeld zou zijn.