Kort geding PAM-CBO’s tegen RODAP: het vonnis

By 19 February 2016PAM, Publicaties

Op 17 februari 2016 heeft de Amsterdamse Voorzieningenrechter vonnis gewezen in het kort geding dat de PAM-CBO’s (LIRA, VEVAM en NORMA) tegen de RODAP partijen hadden aangespannen. Hoewel de rechter de vorderingen van de CBO’s als zodanig heeft afgewezen, bevat het vonnis een aantal cruciale overwegingen die tot optimisme stemmen.

1)      Waarom zijn de CBO’s de procedure begonnen?

Aanleiding voor het kort geding was dat de RODAP partijen nadere voorwaarden hadden gesteld aan betaling van de in het Convenant tussen PAM en RODAP overeengekomen vergoedingen. De belangrijkste voorwaarde die RODAP aan betaling stelde was dat filmmakers alle rechten aan hun producenten zouden overdragen, ook rechten voor exploitaties waarvoor nog helemaal geen vergoedingen in het Convenant waren afgesproken. Daarbij kondigde RODAP aan dat zij zich het recht voorbehield om de afgesproken vergoedingen terug te vorderen als later zou blijken dat auteurs niet al hun rechten aan de producent hadden overgedragen. Daarnaast stelden een aantal van de RODAP distributeurs zich op het standpunt dat ze minder zouden hoeven te betalen dan de afgesproken € 0,18 per abonnee per maand voor een pakket van maximaal 40 RODAP zenders.

De genoemde voorbehouden leidden tot moeilijk in te schatten risico’s voor zowel de CBO’s als de filmmakers, waarmee RODAP feitelijk doorbetaling aan de filmmakers blokkeerde. De CBO’s hadden dan ook dringend behoefte aan duidelijkheid over de interpretatie van de gemaakte afspraken en de uitleg die RODAP daaraan gaf. Die duidelijkheid is er dankzij het vonnis nu op belangrijke onderdelen, waardoor het ernaar uitziet dat betaling van de afgesproken vergoedingen spoedig weer op gang kan komen!

2)      Wat staat er in het vonnis?

  • De rechter komt tot een aantal belangrijke principiële overwegingen, die de CBO’s ondersteunen bij het op een verantwoorde manier incasseren én doorbetalen van de met RODAP afgesproken vergoedingen:
  • In het Convenant zijn afspraken op hoofdlijnen gemaakt die alle partijen dienen na te komen.
  • De rechter stelt vast dat er tussen partijen geen verschil van mening (meer) bestaat over de hoogte van de te betalen BMS vergoedingen: € 0,18 per abonnee per maand. In elk geval dus niet minder dan € 0,18, hooguit zou dit tot bijbetaling kunnen leiden als méér zenders zouden worden bereikt dan afgesproken in het Convenant.
  • Het door RODAP ingenomen standpunt dat overdracht van alle rechten een voorwaarde zou zijn voor betaling van de BMS vergoedingen staat volgens de rechter op gespannen voet met de inhoud van het Convenant, waarin op diverse plaatsen en in duidelijke bewoordingen is opgenomen dat het Convenant alleen ziet op de vergoedingen die verschuldigd zijn voor BMS en EMS.
  • Anders dan RODAP aanvoert, is de rechter van oordeel dat de voor BMS en EMS afgesproken vergoedingen niet teruggevorderd kunnen worden omdat niet alle rechten aan de producent zouden blijken te zijn overgedragen.
  • Als filmmakers er voor gekozen hebben om andere rechten (dan BMS en EMS) aan hun CBO over te dragen, zou dit juist kunnen betekenen dat de distributeurs méér moeten betalen dan de nu reeds afgesproken vergoedingen.
  • De rechter stelt vast dat de CBO’s er belang bij hebben dat spoedig tot betaling van de overeengekomen vergoedingen zal worden overgegaan. Daarbij wijst zij expliciet op het belang van de filmmakers, die voor hun levensonderhoud, alsook om hun vak uit te kunnen oefenen, van dergelijke vergoedingen afhankelijk zijn.

3)      Als de rechter het op zoveel punten met de CBO’s eens is, waarom zijn de vorderingen dan toch afgewezen?

Dat heeft te maken met het karakter van een kort geding procedure, waarin de rechter in principe alleen een voorlopig oordeel kan geven, en geen definitieve uitspraak kan doen. Nu RODAP, onder druk van de kort geding dagvaarding, kort voor de zitting aan de CBO’s heeft laten weten de € 0,18 tóch onvoorwaardelijk te gaan betalen, is er volgens de rechter geen belang (meer) bij een uitspraak in kort geding. Daarbij merkt de rechter op dat zij de gedaagden in deze procedure niet kan verbieden om een voorbehoud van rechten te maken. Daarmee is er dus nog altijd geen absolute zekerheid dat de RODAP partijen nooit een poging zouden kunnen doen om betaalde vergoedingen terug te vorderen, maar zoals hierboven toegelicht gaat het argument van RODAP dat gelden teruggevorderd kunnen worden als niet alle rechten zijn overgedragen, naar het oordeel van de rechter in ieder geval niet op. Dat is een belangrijk winstpunt.

4)      Hoe nu verder?

De CBO’s zullen zo spoedig mogelijk facturen gaan sturen aan de distributeurs voor de periode vanaf 1 juli 2015. Daarnaast zullen de CBO’s uiteraard aan hun verplichtingen op grond van het Convenant voldoen, door (o.a.) de rechten waarover vergoedingsafspraken zijn gemaakt, terug over te dragen. De CBO’s gaan ervan uit dat de draad van het overleg met RODAP over de nog openstaande punten ook weer spoedig opgepakt zal kunnen worden.