Filmmakers juichen aangekondigde investeringsverplichting toe

By 22 January 2020PAM

De beroepsorganisaties voor filmmakers, verenigd in Portal Audiovisuele Makers (PAM), juichen het voornemen van het kabinet toe om een investeringsverplichting in het leven te roepen voor bioscopen, omroepen en VOD-aanbieders. Zij zijn van mening dat het in deze voortdurend veranderende markt noodzakelijk is om andere manieren van externe financiering te vinden en een investeringsverplichting voor exploitanten klinkt daarbij als een logische en begaanbare weg.

Zij stellen tegelijkertijd nadrukkelijk dat de investeringsverplichting niet verward moet worden met auteursrechtelijke vergoedingen, die door distributeurs en andere aanbieders dienen te worden betaald. Het recht van filmmakers op een billijke proportionele vergoeding voor on demand gebruik van hun werken dient te allen tijde gewaarborgd te blijven. Daarnaast benadrukken zij dat filmmakers directe medezeggenschap behoren te krijgen bij de besteding van de opbrengsten. Kwaliteit staat daarbij voor de filmmakers voorop. De investeringsverplichting is voor het kerstreces in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd door de minister van OCW en de minister voor Media en is bedoeld als stimuleringsmaatregel voor de productie van Nederlandse films, series en documentaires.

De door PAM vertegenwoordigde filmmakers zijn van mening dat deze stimuleringsmaatregelen behulpzaam kunnen zijn om de kwaliteit van de Nederlandse film te behouden en te verhogen. Net als de ministers, streven de filmmakers naar een filmsector waarin er meer focus ligt op “eigenzinnigheid en authenticiteit”. Dit sluit aan op de uitkomsten van de enquête naar de kwaliteit van de Nederlandse film die vorig jaar is gehouden onder Nederlandse filmmakers (zie: https://filmmakersinitiatief.nl/).

Daarin geven de filmmakers in een grote meerderheid aan dat zij films willen maken van grotere culturele waarde, maar dat de daarvoor benodigde artistieke vrijheid en vertrouwen vanuit subsidiegevers/fondsen op dit moment te beperkt is. Dit komt in niet geringe mate doordat filmmakers individueel slechts in beperkte mate aanvragen kunnen doen bij de fondsen. In de regel mogen immers alleen producenten aanvragen, die vervolgens de regisseurs en scenaristen niet altijd de benodigde artistieke vrijheid geven omdat zij ook andere (commerciële) belangen vertegenwoordigen.

De filmmakers zijn van mening dat de voorgestelde investeringsverplichting de artistieke vrijheid wel degelijk kan vergroten, maar filmmakers moeten dan wel in staat worden gesteld om ook rechtstreeks te profiteren van deze stimuleringsmaatregel. In de brief aan de Tweede Kamer wordt het Abraham Tuschinski Fonds genoemd als mogelijke subsidiënt van het geld dat beschikbaar komt via de investeringsverplichting. Om tegemoet te komen aan de gestelde “eigenzinnigheid en authenticiteit”, is het echter essentieel dat de filmmakers direct kunnen aanvragen. De filmmakers wijzen er in dat verband op dat het Filmfonds een voorzichtig begin heeft gemaakt met het openstellen van regelingen waarin filmmakers onafhankelijk van producenten aanvragen kunnen indienen.

Verder dragen de filmmakers graag bij aan het sectorplan, dat de ministers zullen opstellen met “de partijen uit de productie- en exploitatieketen”. Als eerste schakel in die keten zien de filmmakers de uitnodiging tot gesprek hierover graag tegemoet.

Afsluitend melden de filmmakers verheugd te zijn dat in deze brief juist de kwaliteit van het product centraal staat. Het verbeteren van de kwaliteit en het aanbod van Nederlandse films, series en documentaires in een breed spectrum, is in het belang van de hele sector en niet in de laatste plaats van de filmmakers en natuurlijk het publiek.