Belangrijke mededeling voor filmmakers en hun agenten over de contractpraktijk

By 21 April 2015PAM

Op 2 april jl. hebben de beroepsverenigingen van scenarioschrijvers, regisseurs en acteurs aan hun leden een gezamenlijke informatiebrief van PAM en RODAP rondgestuurd, met daarin een samenvatting van de belangrijkste afspraken uit het tussen de PAM CBO’s en de RODAP-partijen op 22 januari 2015 gesloten convenant. Deze brief bevatte ook een tekst voor een “tijdelijke clausule” die gebruikt kan worden in individuele contracten ter overbrugging van de periode dat de CBO’s en RODAP verder praten over de uitwerking van de gemaakte afspraken.

De tekst van deze brief en de daarin opgenomen tijdelijk clausule is tot stand gekomen in samenspraak tussen PAM en RODAP. Inmiddels is ons echter ter kennis gekomen dat StOPnl, de organisatie van Nederlandse film- en televisie producenten en als zodanig lid van RODAP, bij de informatievoorziening hierover aan haar leden een eigen brief heeft gevoegd, waarin een aantal onjuistheden staat, dat voor verwarring zorgt in de contractpraktijk.

StOPnl stelt in deze brief – onder meer – dat RODAP en PAM zijn overeengekomen dat er nu tussen producenten en makers tijdelijk kan worden gecontracteerd op de volgende basis:

a) Volledige rechtenoverdracht door de maker aan de producent;
b) Handhaving van de gebruikelijke vrijwaring van producenten door makers;

Wij hechten eraan te benadrukken dat de suggestie gewekt in de StOPnl brief dat op deze punten overeenstemming zou zijn, onjuist is.

Graag lichten wij dit toe:

Ten aanzien van het onder a) genoemde punt is er overeenstemming tussen partijen over het collectief regelen van de vergoedingsaanspraken voor zogeheten BMS en EMS diensten, kort gezegd: televisie-uitzending (via RODAP kanalen) en video on demand aanbod. Over vergoedingen voor andere vormen van gebruik, en over de vraag wie die vergoedingen gaat betalen, is echter (nog) geen overeenstemming. Dit punt ligt ter bespreking in het voortgaande overleg tussen de PAM CBO’s (LIRA, VEVAM en NORMA) en RODAP. Wij verwijzen in dit verband naar de bijlage bij de gezamenlijke brief van 2 april 2015, waarin is vermeld: “De regeling is beperkt tot afspraken over vergoedingen voor BMS en EMS diensten. Voor het overige laat het Convenant de aanspraken van de CBO’s en de positie daarover van partijen in lopende procedures onverlet”. Ook vermeldt de gezamenlijke brief: “Het model gaat uit van een overdracht van de betreffende rechten aan de producent”. Daarmee is duidelijk dat de overeenstemming over de rechtenoverdracht uitsluitend betrekking heeft op de rechten voor exploitaties waarover vergoedingsafspraken zijn gemaakt, en de door StOPnl gewekte suggestie dat overeenstemming zou bestaan over volledige rechtenoverdracht klopt dus niet.

Ten aanzien van het onder b) genoemde punt (de vrijwaring) zijn de PAM partijen vanaf het begin van de onderhandelingen zeer duidelijk geweest dat het opnemen van vérgaande vrijwaringsbepalingen door producenten in de contracten met filmmakers voor o.a. vergoedingsaanspraken van CBO’s zich niet verdragen met de uitgangspunten van het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht en het constructieve overleg dat in dit verband heeft plaatsgevonden over collectieve vergoedingsafspraken. De PAM partijen kunnen hun aangeslotenen dan ook niet adviseren om akkoord te gaan met dergelijke bepalingen.

Wij betreuren het dat door de eenzijdige berichtgeving vanuit StOPnl onduidelijkheid is ontstaan. Dit doet afbreuk aan een belangrijke reden waarom partijen nu juist tot een gezamenlijk advies voor een tijdelijke clausule zijn gekomen, te weten het faciliteren van een soepele contractpraktijk in de periode dat de afspraken tussen de PAM CBO’s en RODAP verder uitgewerkt worden.

Wij zijn dan ook in overleg met vertegenwoordigers van StOPnl en RODAP hoe zij dit bij hun achterban recht gaan zetten, en zullen u van het verloop daarvan op de hoogte houden.